Friesland onder het regiem van de Saksen De Friese vrijheid was op een mythe was gebaseerd, waarbij er
een ' privilege' van Karel de Grote zou zijn geweest (Het Karelsprivilege) op
grond waarvan de Friezen geen rijksbelastingen hoefden te betalen, geen feodale
dienstbaarheid kenden en geen landsheer hoefden te erkennen die optrad namens
de Keizer van het Heilge Roomse Rijk. Zo' n Karelsprivilege heeft nooit bestaan.
Maar toch werd de Friese 'vrijheid' vastgelegd in een privilege van keizer Sigismund
uit 1417. In de periode daarna had de keizer echter te kampen met groot geldgebrek
en hij probeerde in de ' rijksonmiddellijke gebieden' dus de gebieden die direct
onder het Rijk stonden een vertegenwoordiger aan te stellen, die namens hem
belasting voor het Rijk kon heffen. Uiteindelijk werd de verdeeldheid en de
partijstrijd tussen de Schieringers en de Vetkopers de Friezen noodlottig. In
1497 waren de Vetkopers met steun van de machtige stad Groningen aan de winnende
hand. Daarop vroegen de Schieringers de hulp van hertog Albrecht van Saksen. Albrecht van Saksen De veldheer van Albrecht van Saksen, Nuttert Fox, had oa Sloten
bezet en de Lemsterlanders en de Stellingwervers werden door hem bij Wyckel
verslagen. In 1498 vonden meerdere malen gevechten plaats
tussen deze Fox en zijn tegenstanders, oa bij het Sneekermeer. De nieuwe machthebbers
konden verder verzet niet tolereren, en hertog Albrecht stuurde een leger naar
Stavoren. In 1498 versloeg de veldheer en rentmeester van de hertog, Willibrord
van Schaumberg, bij Laaxens of Laaxum op het Rode Klif een leger van 15.000
man uit het Vetkoperse Oostergo en de Zevenwouden. De veldheer van de hertog slaagde erin, nagenoeg heel Friesland te veroveren in de zomer van 1498. In oktober werd het verzet van de stad Leeuwarden gebroken en in dezelfde maand werd de hertog door alle Friezen met uitzondering van Stellingwerf en een deel van de Zevenwouden aangenomen als gubernator. In juli 1499 werd de hertog daadwerkelijk als zodanig gehuldigd in de belangrijkste Friese steden. Ook na deze veldslag was
het verzet echter nog niet definitief gebroken. De vetkopers en de boeren in Zuidoost Friesland waren nog niet definitief onderworpen.
Hendrik van Saksen De grote verbrokkeling van de rechtsgebieden verzwakte echter het verzet. Zo bleven de verschillende grietenijen die deel uitmaakten van de Zevenwouden zich zelfstandig opstellen en vormden zij geen voortdurende eenheid tegenover de aanvallende hertog. Toen de Friesen van Oostergo Franeker belegerden waar hertog Hendrik verblijf hield weigerden de Stellingwervers mee te doen omdat het hier volgens hen ging om een conflict dat alleen Oostergo en Westergo betrof, landstreken waar zij nooit toe behoord hadden. Hertog Hendrik werd ontzet door zijn vader, hertog Albrecht. Het werd al spoedig duidelijk dat de verdeelde Friezen uiteindelijk het onderspit zouden delven tegen de meer gecentraliseerde en gebureaucratiseerde organisaties van de Saksische hertogen. Steeds meer grietenijen werden onder de macht van de hertog gebracht en in september 1500 werden de Stellingwerven als laatste landstreek onderworpen toen de reeds genoemde veldheer Schaumberg met een leger naar Oldeberkoop kwam en een schatting opeiste. Bloemhoff zegt op basis van andere bronnen van geschiedschrijvers dat er bij Oldeberkoop een kleine verzetsgroep was, die zich weliswaar niet sterk genoeg voelde voor sterke tegenstand, maar in de vroege ochtend begonnen de Stellingwervers een schermmutseling, waarbij verschillende pakknechten van de veldheer sneuvelden. (1) Schaumberg trok hierop ten aanval. De Stellingwervers hebben hierop in Oldeberkoop de huldigingseed afgeleged. Een van de gevolgen van de onderwerping was, dat de grietmannen voortaan door de nieuwe machthebbers werden benoemd. In Stellingwerf was de eerste grietman er in ieder geval al in 1504. De Stellingwervers werden bij Friesland ingedeeld zonder dat zij dit zelf wilden. Na zijn zoon Hendrik in Franker te hebben ontzet, trok hertog Albrecht naar Groningen, om ook de rebellen in die stad tot gehoorzaamheid te dwingen. Maar het beleg werd afgebroken omdat hertog Albrecht erg ziek werd. Hij overleed in september 1500 in Embden. Hertog Hendrik zag het echter door de gedurige opstanden van de Friezen en Groningers niet meer zitten en hij probeerde van de Friese landen af te komen. Eerst trad hij in onderhandeling met Philips de Schone, maar dat leverde voorlopig niets op. Daarop was de broer van Hendrik, George, bereid Hendrik te steunen en geld van de Saksische erflanden beschikbaar te stellen voor het bestuur van Friesland. In april 1501 sloten de beide broers een akkoord over de gemeenschappelijke uitoefening van het gubernatorschap, en daarop keerde Hendrik naar Saksen terug. Zijn rol in Friesland was uitgespeeld. Onder de vertegenwoordiger van de hertog, stadhouder Hugo van Leisnig werd het centrale gezag dat de Saksische hertogen voor ogen hadden verder ontwikkeld. Zie daarvoor het artikel 'het bestuur van de Saksische hertogen' In 1504 nam hertog George van Saksen de rechten van zijn broer Hendrik in zijn geheel over. Groningse ontwikkelingen Ondertussen bleef het in Groningen oorlog. Na een langdurig beleg capituleerde de stad Groningen voor Edzard Cirksena, de graaf van Oostfriesland. Dat gebeurde in 1506. Deze Edzard was formeel stadnhouder van de hertog van Saksen, maar hij voerde een zelfstandige politiek en wilde door de verovering van Groningen meer macht krijgen. Hertog George ondernam vervolgens pogingen de zelfstandigheid van Edzard te breken door een nieuwe oorlog in 1514-1515. Maar deze oorlog bracht voor de hertog van Saksen teveel kosten met zich mee. Hij was daardoor gedwongen zijn rechten op het erfelijk gubernatorschap op 19 mei 1515 te verkopen aan Karel V. Conclusie Tussen de vorming van de absolutistische monarchie onder Karel V en de eerste aanzetten daartoe onder bisschop Jan van Arkel ligt een periode van meer dan 150 jaar waarin de verhoudingen uiterst gecompliceerd waren en waarin de vorming van de Habsburgse monarchie via zeer gecompliceerde sociaal-economische en politieke krachtenvelden tot stand kwam. Tijdens het bewind van Philips de Goede zijn reeds verschillende landstreken aan het Bourgondische huis gekomen waaronder in 1433 Holland, Zeeland en Henegouwen. De Bourgondiers werkten in Holland samen met de Kabeljauwen en deze coalitie heeft het gewonnen van Jacoba van Beieren met haar Hoekse aanhang die bestond uit de gilden en de relatief sterke landadel. Ook de strijd tussen Schieringers en Vetkopers in Friesland en de daaruit voortvloeidende verdeeldheid speelde op deze manier een belangrijke rol. De absolute monarchie vertoonde innerlijke tegenstrijdigheden omdat zij zowel steunde op de macht van de vorsten en de hoge adel als op de macht van de kooplieden uit de patriciersgeslachten. Maar de betekenis van de nieuwe staat en haar invloed blijkt duidelijk uit het feit, dat de regering in alle veroverde gebieden ingrijpend veranderd werd en dat met name in het Sticht in 1528 de gilden van al hun politieke invloed werden beroofd. De staat stond verder altijd tegenover de boeren op het platteland en de ambachtslieden in de steden. Zoals gezegd, juist de uitbuiting van de boeren in de overwegend agrarische economie door een gecentraliseerd stelsel van belastingen was een belangrijk doel van de nieuwe staat. (1)Illustraties bij dit artikel komen uit 'Saksers yn Fryslan'. Saksisch bestuur in Friesland 1498-1515. Catalogus bij de tentoonstelling in het Fries Museum 30 mei tot 31 augustus 1998. Samenstelling catalogus: drs P. Baks en drs E.O. van der Werff. Daar ook vermelding van de verdere bronnen. (2) Rentmeestersrekeningen van Stellingwerf-Oosteinde en Stellingwerf-Westeinde. (1524-1531). Tekstuitgave met toelichting. Inleiding taelbeschouwing en woordeliste: Henk Bloemhoff. Stichting Stellingwarver Schrieversronte Berkoop, 2017 Literatuur: Frieswijk 1999 en Baks 1998.
|