Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden



De algemene gebeurtenissen in het rampjaar 1672

In 2010 is de schans bij de Blesburg die een rol speelde in de oorlogshandelingen die hier behandeld worden in ere hersteld. Daarover heb ik een afzonderlijk artikel gemaakt.

Eerst zullen politieke en militaire ontwikkelingen aan de orde komen. In 1672 had de politiek zoals die tot dan toe door Johan de Wit was gevoerd, ernstige gevolgen. De Republiek werd door verschillende andere staten bedreigd, met name door Munster, Keulen, Frankrijk en Engeland. De eerste twee bedreigden vooral de noordelijke provincies. Toen Overijssel in hun handen viel werd door Willem van Aylva, die Friesland moest verdedigen, de zogenaamde "kleine waterlinie" aangelegd. Dit was een stelsel van schansen, dijken en land dat onder water kon worden gezet.

vv
Zo beschikte men gebruik makend van de natuurlijke omstandigheden over een verdedigingslinie, die bijzonder moeilijk te nemen was. De Tjonger-Lindelinie was een onderdeel van de Friese waterlinie. Andere schansen lagen bij Slijkenburg ten noorden van Kuinre, bij de Blesse onder Wolvega, bij Makkinga, bij Frieschepalen en bij Donkerbroek
Bij het formeren van de linie werden de oevers van Linde en Tjonger onder water gezet, terwijl de wegen onbegaanbaar werden gemaakt. De bevolking was het hier echter niet mee eens; verschillende malen werden de dijkjes doorgestoken, die de linie in stand moesten houden. Kuinre was de zuidelijke vleugel van de Friese verdedigingslinie, die vervolgens over de Lindedijk naar Slijkenburg ging, dan naar het oude veer achter de Oudetrijnster brug, vervolgens naar de schans aan de Blesbrug, en ten slotte via het oude verlaat ten noorden van Vinkega naar de Bekhofschans. Men spreekt bij dit tracee van de linie ook wel van Lindelinie. Vandaar liep de linie via verschillende steunpunten naar de Groninger verdedigingslinie. Willem van Aylva trok zich terug achter deze waterlinie, in Heerenveen, dat strategisch gezien belangrijk was als knooppunt van water- en landwegen. De plaats maakte in feite deel uit van twee kleinere linies, die weer achter de hiervoor geschetste linie lagen. Een deel van deze linies werd bijvoorbeeld gevormd door de schansen te Oudehorne, Oudeschoot en de Bantster schans.
vv
De betekenis van de Lindelinie bleek, toen Steenwijk evenals in voorgaande oorlogen weer een centrale rol in de krijgshandelingen ging spelen. De vesting werd door de troepen van de bisschop van Munster ingenomen, en in juni 1672 werd ook de schans te Kuinre en enkele andere versterkingen in de omgeving van Steenwijk ingenomen. Dit betekende een verzwakking van de noordelijke vleugel van de verdedigingslinie, maar de troepen van de bisschop slaagden er toch niet in, de gehele linie te veroveren en aan het einde van 1672 waren ze weer uit Kuinre vertrokken . In 1673 verwachtte men echter een nieuwe aanval en daarom werd besloten, de Lindelinie nog verder te versterken. Er werd begonnen met de aanleg van een dam in de Linde bij Kuinre, die staendam werd genoemd. Bovendien gaf Johan Maurits, die toen opperbevelhebber van de Friese troepen was geworden, opdracht de schans bij Slijkenburg te versterken en deze zo aan te leggen, dat zij het hele plaatsje zou omsluiten. Verder werden de schansen in Heerenveen en Kuinre verbeterd. Na enkele schermmutselingen organiseerden de troepen van de bisschop van Munster op 24 augustus weer een aanval, en zij slaagden er nu in achter de Lindelinie te komen. Er werd daarbij vooral bij de schans Blesbrug en noordelijker gelegen plaatsen gevochten, vooral bij de doorwaadbare plaatsen in Linde en Tjonger.

Hiervoor werd opgemerkt, dat de Munsterse troepen er tijdens het offensief in augustus 1673 in slaagden, achter de Linde- stelling te komen. Zij hadden bij deze aktie de weg van Steenwijk naar Wolvega afgeschermd, om zo een eventuele terugtocht naar de vesting Steenwijk mogelijk te maken. Op 29 augustus kwam er echter een zware noord-wester storm opzetten, die het water in de Linde hoog opjoeg. De weg naar Steenwijk kwam daarbij geheel onder water te staan. De Munstersen trokken daarop met hun Franse huurleger in paniek terug, vrezende dat zij straks bij een eventuele tegenaanval van de Friezen klem zouden komen te zitten. Bij het terugtrekken werden hele dorpen verbrand, en vele soldaten verdronken, terwijl men veel wagens, paarden en wapens kwijt raakte, omdat alles in de modder wegzakte. In oktober 1673 verlieten de Munstersen Steenwijk, en kwam er een vredesovereenkomst tot stand.

De boeren in het zuid-oosten van Friesland hebben door de oorlogshandelingen veel schade geleden. In de eerste plaats was Johan Maurits bij de versterking van de Lindelinie overgegaan tot het inlaten van zout zeewater, dat nadelige gevolgen had voor de weilanden. Verder stroopten de legers van de verschillende partijen het land af op zoek naar voedsel. Talloos zijn de klachten van de boeren over het optreden van de soldaten aan beide zijden. In juli 1672 richt het grietenijbestuur van Weststellingwerf zich in een brief tot stadhouder Maurits waarin het optreden van de soldaten aan de kaak wordt gesteld. De stadhouder belooft daarop streng te zullen optreden, wanneer zijn soldaten de bevolking weer zouden lastig vallen. Desondanks vluchten veel boeren uit Weststellingwerf naar noordelijker streken, vaak met medeneming van hun vee en andere bezittingen. Uit verschillende gebeurtenissen blijkt, dat de bevolking slechts aarzelend bereid was, mee te helpen aan de verdediging van Friesland tegen de troepen van de bisschop van Munster. Het recruteren van 3000 soldaten tussen 18 en 60 jaar vlotte bijvoorbeeld slecht, en pas toen bleek, dat men alleen in de eigen provincie zou hoeven te vechten kwamen 250 man zich op het hoofdkwartier in Heerenveen melden. Ook bij de versterking van de verdedigingslinie langs de Linde, die hiervoor werd genoemd, verleende de bevolking weinig medewerking. Voor het werk aan de schans in Slijkenburg en de aanleg van de Staendam werden 85 boeren uit 6 dorpen opgeroepen, maar op 3 juli 1673, dus vlak voor het grote offensief van de Munstersen, was er nog niemand verschenen. De aanleg van de Staendam werd een ware lijdensweg. Het werk wilde maar niet vlotten. En de schans bij Slijkenburg was uiteindelijk pas klaar, toen de oorlog al lang en breed voorbij was.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende