vv

 

Veranderingen in het grondbezit in de Grote Veenpolder omstreeks 1800

In de loop van de 17e en 18e eeuw kwam de grond in Weststellingwerf steeds meer in handen van groot- grondbezitters, die als regenten stemmen verzamelden voor de beheersing van het staatsbestuur. De grond was in gebruik bij pachtboeren. In- grijpende politieke en economische veranderingen aan het einde van de 18e eeuw hebben er echter toe geleid, dat sommige pachtboeren ook eigenaar van de grond werden. Hoe dat in zijn werk ging kan worden ge‹llustreerd met enkele gegevens uit de levensgeschiedenis van Klaas Bouwen, een boer uit Spanga. Deze Klaas Bouwen handelde in land en verleende krediet aan pacht- boeren zodat zij het land dat zij bewerkten konden kopen.

De veranderingen in het grondbezit waren het gevolg van politieke en economische ontwikkelingen. Het stemrecht in kerkelijke en wereldlijke zaken was voor 1795 verbonden aan in het stemregister geplaatste boerderijen. Veel regenten probeerden zoveel mogelijk boerderijen en dus stemmen te verzamelen om politieke macht te kunnen uitoefenen. In 1795 namen Hollandse burgers met militaire steun van de Fransen de macht over; de Bataafsche Republiek ontstond. Met de komst van de Bataafsche Republiek werd het op grondbezit gebaseerde besluitvormings- systeem afgeschaft. Daarmee verloor de oligarchie van regenten grotendeels haar greep op het bestuur en werden haar bevoorrechte posities gedeeltelijk afgebroken. Door de veranderingen in het bestuurrssysteem verviel voor veel regenten de motivatie om zoveel mogelijk stemdragende boerderijen in bezit te hebben. Veel regenten wilden daarom een gedeelte van hun bezit verkopen. Daar stond tegenover, dat sommige boeren na ongeveer 1780 veel geld verdienden. Er was in deze tijd sprake van stijgende prijzen van landbouwprodukten en ook de veenderijen die in deze tijd in de westhoek van Weststellingwerf op gang kwamen betekenden een economische opleving. Het geld dat sommige boeren verdienden konden zij gebruiken om grond van groot-grondbezitters te kopen.

Klaas Bouwen Klaas Bouwen, een inwoner van Spanga, was een van de boeren die zich omstreeks 1800 wist op te werken tot een grotere welstand. Deze Klaas Bouwen trouwde omstreeks 1787 met Stijntje Claassen. Door zijn huwelijk werd hij eigenaar van verschillende stukken land; hij verkocht vervolgens een gedeelte van zijn bezit aan verveners. Het geld dat hij hiermee verdiende, gebruikt hij weer voor het opkopen van nieuwe stukken land. Naast handelaar in land en boer was Klaas Bouwen ook een soort bankier voor dorpsgenoten. Dat Klaas Bouwen zijn dorpsgenoten geld leende, zodat ze land konden kopen van groot- grondbezitters blijkt bijvoorbeeld uit een koopakte van 17 september 1787. Blijkens deze koopakte leende Klaas Bouwen drieduizend gulden aan Remmelt Tijemens woonachtig "in het Klooster aan de Oldemarkt". Met dit geld kocht Remmelt Tijemens een boerderij "staande en gelegen in de dorpe Spanga in no 17". Verkoper was Ludolph Johan Willinge uit Oldeberkoop. In 1811 overleed Klaas Bouwen; enige tijd later maakte Ate Reitzes Attema, notaris in het canton Oldeberkoop de inventaris van de bezittingen op. Daaruit bleek, dat Klaas Bouwen op het eind van zijn leven voor ongeveer tienduizend gulden aan leningen had uitstaan. Enkele voorbeelden: Andries Geerts en Meintjen Roelofs, echtelieden te Oldetrijne, waren achthonderd vijftig gulden schuldig "ingevolge Reversaal in Cessie van den 18 november 1808 en 15 juni 1809, ingeschreven in de hypotheeken te Heerenveen den 25ste februari 1812". Wijbe Meinen en Antje Jelles uit Oldelamer hadden driehonderd guldens geleend. Andries Mulder en Femmigjen Sieuwerts echtelieden te Oosterwolde, waren vierhonderd gulden schuldig. Marten Zeevat te Calenberg en Willem Brinker te Amsterdam waren drieduizend gulden schuldig "ingevolge Reversaal van 18 october 1811". Marten Zeevat moest daarnaast nog vierhonderdtachtig gulden betalen "wegens nog verschuldigde kooppenningen van gekocht klijnland".

Er waren nog vele andere Stellingwervers die geld van Klaas Bouwen hadden geleend, maar het zou te ver voeren die allemaal op te sommen.

Inpolderingen

Klaas Bouwen hield zich niet alleen bezig met handel in land en het verstrekken van krediet aan andere boeren. Hij deed ook aan landverbetering en hij probeerde op de grens van Scherpenzeel en Spanga een polder aan te leggen. Op 25 mei 1790 sloot hij hiervoor een contract af met Jonkheer Willen Anne van Haren, grietman van Weststellingwerf, waarbij de contractanten zich verplichtten tot "het bepolderen van de voorackers en kampen, in de sathen ten stemcohiere bekent met no 15, 16 en 17 te Spanga en no 1 en 2 te Scherpenzeel". De contraktanten moesten dijken aanleggen, "tot zodanigen hoogte en zwaarte als nodig zal zijn om 't winterwater te keeren". Van Haren verplichte zich verder om een pomp of zijl aan te leggen onder de padsloot. Daarmee kon dan het water uit de polder worden afgevoerd. Tenslotte besloten de contraktanten een molen te bouwen om de polder droog te malen.

De kerk te Spanga

Klaas Bouwen was ook actief als diaken van de hervormde kerk. Als diaken had hij te maken met de zeer zware belastingen die particulieren en kerkelijke instellingen tijdens de Bataafsche Republiek kregen opgelegd. In Friesland werd op 6 october 1796 het besluit genomen, dat de diakonien van de gereformeerde gemeenten een zesde van hun bezittingen moesten verkopen, waarna het geld als belasting aan de overheid moest worden gegeven. Op 10 januari 1797 kwam er een soortgelijk besluit, waarbij een vijfde gedeelte van de overige vijf-zesde aan bezittingen als belasting moest worden betaald. Ook de kerk van Spanga moest betalen; Albert Jans en IJsbrand Dirks waren op dat moment kerkvoogd. Om alles te kunnen betalen verkopen zij "ongeveer een mad hooyland, gelegen in no 11, strekkende uit de padsloot, tot in de sloot van de weg". Daarnaast verkopen zij "een akkertje hooyland, ongeveer 1 mad, gelegen in no 11, strekkende uit de sloot van 't kerkhof tot aan de eigendom van H. Bouwmeester erven". Klaas Bouwen was in beide gevallen koper van het land.

Ook de diaconie van de kerken in Spanga, Scherpenzeel, Nijetrijne en Munnikeburen moest belasting betalen. Klaas Bouwen en de bovengenoemde Albert Jans waren de diakenen. Zij verkochten "de zogenaamde Haule gelegen onder Spanga, hebbende tot naastlegers ten oosten Evert Vos, ten zuiden Claas Hiddinga en ten noorden Pieter Huls, moetende gedogen algemene reed en drift, en belast met het onderhoud van de sloten en weerdijken en van de weg zelve". Koper van de Haule was alweer Klaas Bouwen. Hij betaalde er honderd goudguldens voor. De veranderingen na 1800 betekenden, dat er in de westhoek van weststellingwerf nieuwe sociale tegenstellingen ontstonden. Aan de ene kant de gegoede boeren en verveners, die als het ware de opvolgers waren van de regenten en die het kerkelijk en gemeentelijk bestuur voor een groot gedeelte in handen hadden. Vaak ging het om tamelijk gesloten families, waarvan de leden vooral in de eigen stand trouwden. Aan de andere kant rondtrekkende veenarbeiders en polderjongens, die vaak in zeer armoedige omstandigheden leefden. Hun onvrede met de positie die zij in de maatschappij hadden kwam tot uiting in de vele spontane stakingen, die in de negentiende eeuw in de laagveen- gebieden plaatsvonden.

Piet van der Lende. Laatst gewijzigd 22-05-2011.

 

samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende