vv

 

De landbouw in Zuid-Oost Friesland voor de Tweede Wereldoorlog

Aan het begin van de 20ste eeuw verkeerde met name de gemeente Weststellingwerf in een overgangsperiode. Bij de beschrijving van de agrarische crisis in de tachtiger jaren van de 19e eeuw heb ik naar voren gebracht dat de crisis in Weststellingwerf nog vergerd werd door het aflopen van de veenderijen. Tussen 1885 en 1926 werd in het westelijk deel van de gemeente slechts 280 hectare verveend. De veenderijen liepen af en landbouw en industrie hadden zich onvoldoende verder ontwikkeld. In het westelijk deel werd aan het begin van de 20ste eeuw de ontginning van de afgegraven veengronden op grotere schaal ter hand genomen. In het oostelijk deel van Weststellingwerf en in Ooststellingwerf ging men over tot ontginning van woeste gronden die tot dan als heidevelden en hoogveenmoerassen slechts extensief werden benut voor de schapenteelt en het verbouwen van boekweit. Op de nieuwe ontginningsgronden vestigden zich vaak voormalige veenarbeiders die er door hard werken in slaagden zich op te werken tot kleine, zelfstandige boeren. Waren er in 1910 in Weststellingwerf nog 1573 landbouwbedrijven, in 1930 was dat aantal gestegen tot 1864. Door het in cultuur brengen van woeste gronden is in de dertiger jaren van de 20ste eeuw de gemiddelde bedrijfsgrootte hetzelfde gebleven.

vHiernaast zien we een boeren familie aan het Krompad in Echten. De foto is genomen omstreeks 1910. We zien de familie van Jan Koopmans en Betje Bouwen Oosten (links op de foto) met hun drie zoons Jan, Bouwe en Theunis. Verder staat er nog een melkmeid op de foto. Er wordt gemolken met behulp van houten emmers met een stalen hoepel eromheen.

 

 

 

 

Uit onderstaande tabel blijkt, dat het totale aantal melkkoeien tussen 1910 en 1939 ongeveer is verdubbeld. Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog zien we, dat de aantallen weer teruglopen. Dit geldt ook voor varkens en kippen. De varkesnmesterij vertoont een schommelend beeld. Tot ongeveer 1930 zien we ene sterke toename toen het economisch gezien in de landbouw goed ging. Met het intreden van de economische crisis in de dertiger jaren loopt het aantal varkens sterk terug. In de verhouding bouwland-grasland is in de periode na 1910 weinig verandering gekomen. Alleen in 1921 en 1946 was het areaal bouwland toegenomen als gevolg van de scheurplicht.

Ontwikkeling van de landbouw in Weststellingwerf 1910-1949. Bron: Weststellingwerf, een economisch-sociografisch onder zoek. Economisch Technologisch Instituut Friesland en het Landbouw-Economisch Instituut. Oktober 1951

Jaar Aantal bedrijven Oppervlakte cultuurgrond in ha Melkkoeien. Absoluut aantal Melkkoeien per 100 ha cultuurgrond Aantal varkens Aantal leg hennen Bouwland in % v.d. tot. opp. Cultuur grond % granen v.d. tot. opp. bouwland % aarddappelen v.d. tot. opp. bouwland
1910 1573 15.757 8.660 74,1 9.490 19.520 7,4 56,4 43,6
1921 1762 16.375 10.000 75,7 11.850 20.090 11,3 54,4 40,6
1930 1864 17.386 12.770 86,4 13.430 47.230 5,1 64,8 25,9
1939 - 17.761 18.740 105,5 8.200 38.370 8,3 74,0 21,0
1946 - 18.480 16.020 86,7 5.920 9.250 12,1 73,1 18,6
1949 1866 18.983 16.840 88,7 7.380 32.810 6,6 60,4 29,5

Het bouwland treft men in deze tijd vrijwel uitsluitend aan in het oostelijk gedeelte van Weststellingwerf en in Ooststellingwerf. De bouwboeren op het vooral gemengde bedrijf houden zich bezig met de teelt van granen en aardappelen. Tot ongeveer 1946 is er een toename van de graancultuur ten opzichte van de aardappelteelt. Omstreeks 1950 breidt de aardappelcultuur zich weer uit.

vVeeteler Pieter Bouwe Oosten en zijn vrouw Albertje Oosten (eerste en tweede van rechts) met hun personeel in de dertiger jaren van de twintigste eeuw in het dorp Spanga.

 

 

 

 

 

 

samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende