Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden



De verdediging tegen het water

Het staat niet geheel vast, wanneer men bij Kuinre met dijkenbouw is begonnen. In 1413 en 1418 blijkt uit verschillende bronnen, dat de zeedijk van Kuinre naar Blankenham reeds bestond (1) In de vijftiende eeuw begon men ook met de aanleg van polders. De polder het Bedijkte Rondebroek is aangelegd in 1433.

Bewoning in de Buitenlanden achter Kuinre en langs de benedenoevers van Linde en Tjonger was in eerste instantie alleen mogelijk door de aanleg van kunstmatige hoogten, een soort terpen, die 'polle' werden genoemd. Door op deze hoogten te gaan wonen was men beter beschermd tegen dijkdoorbraken en tegen het jaarlijks buiten de oevers treden van de rivieren. De benaming polle kan echter ook meer algemeen betekenen: erf waarop een boerderij of enkele huizen staan, omringd door sloten. Een kleine boerderij werd ook wel polle genoemd. (2)

Een voorbeeld van zo'n bewoonde hoogte is de Kevietepolle aan de dijk tussen Slijkenburg en Kuinre. Keviet of Kavietse betekent in het Middelnederlands oud, bouwvallig huis of plaats waar een herberg gevestigd is. (3) Brouwer veronderstelt, dat de naam betekent: doorbraak of gat. Recht tegenover de Keviet ligt een dijkdoorbraak met een kolk, aan de Overijsselsche kant van de Linde. Vandaar de benaming Kevietepolle. Vroeger lag hier het huisvuil van Kuinre, de plaats werd altijd de Keviet genoemd.

Langs de Lindedijk, in de huidige Buitenpolder achter Kuinre en bijvoorbeeld in Blankenham komen we ook bewoonde hoogten tegen, die polle werden genoemd. Op de plaats van het vroegere Veenhuizen in de buitenlanden achter Kuinre lagen de Dokterspolle en Sjoertepolle.

Ook langs de Tjonger in Langelille kwamen Pollen voor. Dit blijkt bijvoorbeeld op 6 juni 1720, wanneer mr Joh. Kleijenborgh uit Wolvega voor 6600 goudguldens een zathe koopt te Munnekeburen op de Langelille, bestaande uit 2 soolsteden met no 24 en 25 op het dorpscohier bekend, strekkende uit de Cuinder tot in de Gragt en van de vergraven pollen, bestaande uit ongeveer 40 dagmad zoo hooi als weydland, doende 70 car gl huur. (4)

Waarschijnlijk gaat het bij de 'vergraven pollen' om weggegraven land, waarbij de grond in de achttiende eeuw gebruikt werd voor de aanleg van de Statendijk en de dijken langs de Kuinder. Na 1700 is bij veel langs de Tjonger gelegen saten dan ook sprake van aftrek in de florenen door het provinciaal bestuur (= de staten van Friesland). Zij hoefden dus minder belasting te betalen omdat de grond vergraven was. (5)

In Langelille-Zuid vinden we nog de Kuinder Polle. Het is nu een rietpolder binnen een Tjongerarm. Ook achter het gemaal te Langelille vinden we een erf met een huisje, dat De Polle genoemd wordt.

In Spanga lag de Spraopolle, aan de Gracht tussen de recente Stuyvesant weg en de Nieuwe weg. Sprao is Stellingwerfs voor spreeuw. Het is nu vergraven en weer ontgonnen land, zodat het niet meer in het landschap herkenbaar is. Na de vergraving was het een dicht begroeide wildernis waar veel bramen en frambozen groeiden. In de volksmond in de twintigste eeuw ging het verhaal dat de plaats Spraopolle of Spreeuwpolle genoemd werd, omdat op dit terrein grote groepen vogels, waaronder spreeuwen, overnachtten. Daarbij brak het riet en werd het terrein een grote wildernis. (6) Het is echter niet zeker, dat de benaming 'sprao' op spreeuwen betrekking heeft. In de atlas van Eekhof wordt op de plaats van de Spraopolle een vogelkooi getekend. (7) Dit zou kunnen betekenen, dat we bij Spraopolle moeten denken aan de spreeuwkop, een soortnaam voor bepaalde tamme eenden, die ook wel lokeenden of staleenden werden genoemd. (8) Mogelijk werden deze tamme eenden in de vogelkooi gehouden om wilde eenden te lokken. Wat de werkelijke betekenis is van 'Spraopolle' zal wel nooit meer kunnen worden achterhaald.

In Spanga vinden we ook de Brandpolle. Dit was bij Slijkenburg een buitendijkse wildernis aan de Statendijk. Het is ontstaan door afgraving om grond te verkrijgen voor de aanleg van de Statendijk. In Oldelamer vinden we de Brandemeer, nu een natuurgebied. Dergelijke namen met 'brand' kunnen afgeleid zijn van de persoonsnaam Brand, maar brande kan ook betekenen branding, roerig water. (9)

Er zijn vele veldnamen, die naar dijken en waterkeringen verwijzen. Zo vinden we in Langelille De Sleep. Het is een brede keerwal tussen twee polders. In Kuinre werd de zeekant van de dijk met de Zuiderzee ook De Sleep genoemd. Wat is de betekenis van het woord 'sleep'?

Begin achttiende eeuw doen de Staten van Friesland en Overijssel voorstellen voor verbetering van de zeedijken in de omgeving van Kuinre en Slijkenburg. Dit heeft geleid tot de aanleg van de Statendijk. Daar zal in hoofdstuk 6 nader op worden ingegaan. In 1704 achtten Ridderschap en steden van Overijssel het nodig, dat ter bescherming van de huizen in Kuinre een 'goede suffisante gesleepte dijk' gelegd moest worden. Voorts dat rondom de heerlijkheid een 'goede suffisante zomerdijk gelegd moest worden, 'ter wederzijde gesleept'. (10) Slepen heeft hier de betekenis van 'achterover hellen'. Een beschoeiing stelt men meestal slepende naar achteren. Het kan echter ook betekenen: tot op de bodem of in het water afhangen. Zware, slepende gordijnen, wilgentakken die in het water slepen. (11)

Oosterhoff beschrijft de toestand in de Grote Veenpolder uit zijn jeugd, omstreeks 1870, waaruit blijkt, dat het toen met de staat van dijken en wegen nog niet best gesteld was. (12)

'En de Zwarte Dijk bij Langelille, waar ze nu Kerkeweg tegen zeggen, dat was vroeger een gewone menninge. Nou en dan de Langelille zelf was een gewone dijk, waar ze ieder jaar weer leem opbrachten. Het is nog niet eens zo lang geleden, dat ze daar een soort hobbelweg hebben gekregen'.

Overstromingen

vv

Kolk in Nijetrijne ontstaan door dijkdoorbraken

Er zijn verschillende veldnamen die verwijzen naar overstromingen. Rivieren traden jaarlijks langdurig buiten hun oevers en langs de kust waren er overstromingen, waarbij de gebrekkige dijken werden weggespoeld. Bij de boerderij de Blauwhof lag een weiland dat De Roeden werd genoemd met de daarbij behorende kolk. Een kolk is een met stilstaand water gevuld gat in de bodem, ontstaan door de werking van een kolk. (13) Er moeten langs de Lindedijk vele van deze kolken zijn geweest, ontstaan door dijkdoorbraken. Ook in Nijetrijne vinden we nog een kolk aan de Lindedijk. Waarschijnlijk evenals de kolk bij de Blauwhof een dijkdoorbraak tijdens grote overstromingen in 1825. (14) In Spanga vinden we nog een andere Kolk door Brouwer vermeld, die tijdens een doorbraak van de Lindedijk in 1776 zou zijn ontstaan. Deze kolk is nu dichtgemaakt.

Noten

1. Kroes/Hol

2. Bloemhof-de Bruyn 1982 blz 21.

3. K. de Vries, etymologisch woordenboek

4. Wumkes, stads en dorpskroniek van Friesland, deel I

5. Mol 1989 blz 111 noot 17

6. Veldnamenarchief Schrieversronte-H. Postma

nr 120. Informatie over de herkomst van de naam: S. de Boer.

7. Eekhoff, 1849-1859 kaart van Spanga ook afgedrukt in: Prekadastrale atlas fan Fryslan. Deel 2 Weststellingwerf ten noorden van de Linde.

8. Zie Kruyskamp 1970 onder spreeuw.

9. Beetstra, 1987 blz 28.

10. Molhuizen blz 68:

11. Kruyskamp 1970 blz 1822:

12. Veenpolderrevue, bladzijde 20.

13. Crompvoets blz 288.

14. VAS Nt no 149 D.R. brouwer.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende